top of page

De Landelijke Steinerschool Voeren is in september 2018 bescheiden gestart als privé initiatief en groeide vanaf september 2019 door als gesubsidieerde school. De afbeeldingen hieronder zijn het resultaat van Steiner onderwijs in de Voerstreek .

Steiner Pedagogie en Natuur 

Steinerpedagogie is een onderwijsvorm waarbij leerkrachten lesgeven vanuit de mens- en ontwikkelingsvisie van de antroposofie, een filosofie die dient als inspiratiebron maar zelf niet onderwezen wordt. Het onderwijs staat ten dienste van de persoonlijkheidvorming, met inbegrip van de sociale vorming. Het is immers de bedoeling dat de leerling er zich in zijn totaliteit evenwichtig en vrij kan ontplooien. Een harmonieuze ontwikkeling van hoofd (verstand), hart (gevoel) en handen (daad- en scheppingskracht) staat voorop.

​

Om dit te kunnen doen houdt het onderwijs rekening met de ontwikkelings- en levensfasen van de mens die schematisch zijn in te delen in perioden van telkens zeven jaar. Elke fase heeft zijn specifieke wetmatigheden, kwaliteiten en vermogens, die een aangepaste aanpak vragen (zowel binnen opvoeding als onderwijs) voor een optimale ontwikkeling. Elk individu en elke periode vragen daarbinnen om een eigen nuancering. Afhankelijk van de ontwikkelingsfase zal in de steinerpedagogie de nadruk meer liggen op de ontwikkeling van de motoriek, de ontwikkeling van het gevoelsleven als basis voor het sociale en het kunstzinnige, en de ontwikkeling van een onbevooroordeeld denk- en oordeelsvermogen. Opvoeding en onderwijs leggen zo mee de basis voor innerlijke vrijheid, verantwoordelijkheid en moraliteit.

 

Centraal staat de persoonlijke ontwikkelingsweg van elk individueel kind. De ontplooiing van zijn sociale, kunstzinnige en ambachtelijke vermogens is daarin even belangrijk als de ontwikkeling van zijn intellectuele vermogen. Hoewel context en erfelijkheid uiteraard mee een rol spelen in het leven van een kind, houdt de leerkracht vooral rekening met het kind zelf, dat gezien wordt als een mens met eigen talent, een eigen voorgeschiedenis en individualiteit. (Steiner)pedagogie is de kunst van het herkennen wat kinderen aan verborgen aspiraties met zich meebrengen en de kunst om een klimaat te scheppen waarin kinderen zich kunnen ontplooien.

​

Algemeen gesproken is onderwijs erop gericht om kinderen kennis en vaardigheden aan te leren zodat het later goed voorbereid kan deelnemen aan de maatschappij. Omdat echter niet te voorspellen valt hoe die maatschappij er in de toekomst uit zal zien, focussen de steinerscholen op eigenschappen die voor de leerling van belang zijn om zich later blijvend te willen en te kunnen ontwikkelen. Het leerplan van de steinerscholen is zo opgebouwd dat alle vakken in hun onderlinge samenhang deze ontwikkeling ondersteunen. Intellectueel, creatief, ambachtelijk en sociaal wordt het kind uitgedaagd om zijn persoonlijkheid te ontplooien. Leerstof is daarbij altijd middel en ontwikkeling het doel.

 

Op de steinerschool leren kinderen rekenen en schrijven, leren ze omgaan met de computer, krijgen ze les in vreemde talen, in aardrijkskunde en geschiedenis. Ze krijgen vakken als wiskunde, scheikunde en biologie. Hiermee leggen ze een basis voor hun toegang tot hoger onderwijs en beroepsvoorbereiding. Op de steinerschool wordt daarnaast een ruime waaier van kunstzinnige en ambachtelijke vakken aangeboden: schilderen, muziek, toneel, handenarbeid en euritmie (bewegingskunst) stimuleren de creativiteit maar bevorderen ook een brede en evenwichtige persoonlijkheidsontwikkeling.


 

Natuur

Door elke dag naar het bos te gaan met de peuters en kleuters stimuleren we de ontwikkeling van de lichaamsgerichte zintuigen bij jonge kinderen


 

Vanaf de geboorte leert een kind zich zijn of haar lijfje eigen maken. Ook vormt het lichaam zich in de kindertijd, en bouwt het zich op. Binnen de antroposofie zijn de eerste zeven jaar cruciaal voor het leggen van een goede basis voor het hele verdere leven van een kind. Door z’n lichaam te ervaren, en ook door zich van die ervaringen bewust te worden. Je merkt daarom ook in de vrijekleuterklas dat er aandacht is voor dit veelomvattende proces: de nadruk ligt er op zintuiglijke ervaringen, en daarnaast op ritme, herhaling, geborgenheid, grenzen. Pas als een kind zover is om meer cognitief te leren, wordt de schoolrijpheid vastgesteld en mag het “overvliegen” naar de eerste klas.

​

Welke zintuigen staan centraal bij jonge kinderen?

Rudolf Steiner onderscheidde in totaal twaalf zintuigen. Hij deelde deze in drie groepen in, en bij de ontwikkeling van jonge kinderen ligt het accent op de eerste groep: de lichaamsgerichte zintuigen. Dat zijn de tastzin, de levenszin, de bewegingszin en de evenwichtszin. Wanneer deze zich goed ontwikkelen, scheppen zij een solide basis voor de overige zintuigen.

​

De tastzin

De tastzin heeft een bijzondere kwaliteit: je voelt zowel de begrenzing van dat wat je aan het betasten bent, als je eigen begrenzing. Je wordt je erdoor van jezelf bewust. Maar ook doet de tastzin je ervaren dat je gedragen wordt, en beschermd. Hoe vanzelfsprekend dit zintuig ook lijkt, het is dus cruciaal om het goed te ontwikkelen. Uiteindelijk leren we erdoor wie we zelf zijn, wie de ander is, en wat zelfvertrouwen betekent.

​

De orgaantjes van de tastzin liggen in onze huid. Deze werken meteen vanaf het begin van ons leven. Maar een baby weet nog niet waar hij iets voelt, de waarneming is nog niet gedifferentieerd. Tot aan de schoolrijpheid maakt de tastzin een enorme ontwikkeling van vergaande differentiatie door.

​

De levenszin

De levenszin vertelt ons hoe het met ons gaat. Hebben we honger, of dorst misschien? Zitten we lekker in ons vel? Zijn we ziek, of hebben we ergens pijn? Als je levenszin goed ontwikkeld is, weet je hoe het met je gaat. Je hebt je dan goed met je lichaam verbonden en kunt je erin thuis voelen. Dit lichaamsbewustzijn maakt het mogelijk om tevredenheid te kunnen ervaren, met spanningen om te kunnen gaan, maar bijvoorbeeld ook om in te kunnen schatten hoe het met iemand anders gaat.

​

Het hele autonome of vegetatieve zenuwstelsel kun je beschouwen als één groot instrument van de levenszin. Het stemt de werking van alle organen op elkaar en op de situatie af. Dit gaat vanzelf; we hoeven ons er niet van bewust te zijn. Wel kunnen we waarnemen of er een lichamelijke harmonie heerst, of juist niet. Is de levenszin goed ontwikkeld, dan legt hij de basis voor het goed kunnen denken, een samenhang kunnen zien in een logische gedachtegang.

​

De bewegingszin

Met de bewegingszin neem je je eigen bewegingen waar. Dit gaat van binnenuit, dus niet met je ogen. De waarneming is mogelijk door zenuwen en tastlichaampjes die we hebben in spieren, gewrichten, pezen en banden. Deze zenuwen vertellen ons of een spier gespannen of ontspannen is, of in hoeverre een bepaald gewricht gebogen is. Je kunt met de bewegingszin geen reflexen waarnemen en ook geen ongecontroleerde bewegingen; het gaat alleen om doelgerichte bewegingen.

​

De ontwikkeling van de bewegingszin gaat hand in hand met de motorische ontwikkeling, en kan het hele leven lang doorgaan. Als de bewegingszin goed ontwikkeld is, dan kun je, vanuit die verworven fysieke basis, later ook beoordelen of processen goed lopen of juist stilvallen. Daarnaast is het bewegen ook nauw verwant met het kunnen praten (daarvoor maak je immers subtiele bewegingen met vele spiertjes tegelijk), en met taalverwerving. Ook voor het kunnen herkennen van vormen en lijnen is de bewegingszin de basis. Beweging speelt op zich al een grote rol vanwege de nonverbale communicatie die ermee mogelijk wordt, en deze leidt weer naar inlevingsvermogen.

​

Je zou misschien denken dat het ontwikkelen van de bewegingszin betekent: leren bewegen. Maar niets is minder waar. Vanaf de geboorte heeft een kindje een grote bewegingsdrang. Ontwikkel je je bewegingszin, dan betekent dit, dat je deze drang juist leert beheersen! Je beteugelt de beweging en geeft haar richting. Zo ontstaat vanzelf een gevoel van vrijheid en vreugde.

​

De evenwichtszin

Het is de evenwichtszin waardoor we weten welke positie ons lichaam inneemt in een ruimte. Daarbij zijn er drie dimensies te onderscheiden: voor-achter, onder-boven en links-rechts. Ons evenwichtsorgaan zit in het binnenoor, en is verbonden met ons totale spierstelsel. Belangrijk voor de evenwichtszin is ook het vermogen van de ogen om driedimensionaal te kunnen waarnemen.

​

De ontwikkeling van de evenwichtszin duurt een aantal jaren en gaat gelijk op met de motorische ontwikkeling. Als we het vermogen om in evenwicht te blijven hebben ontwikkeld, dan weten we of ook of we innerlijk in evenwicht zijn of juist niet. Dat helpt bij het maken van afwegingen; ook herkennen we dan evenwicht in onze omgeving. Dit zintuig helpt ook om jezelf als “ik” te kunnen ervaren- je blijft immers steeds dezelfde, onafhankelijk van je positie in een ruimte. Kun je innerlijk evenwicht, innerlijke rust ervaren, dan kun je ook luisteren: daarom is de evenwichtszin ook de basis voor de gehoorzin.

​

Bronnen:

Steinerpedagogie / federatie Steinerscholen

De ontwikkeling van de lichaamsgerichte zintuigen bij jonge kinderen/ Alice Rowaan

bottom of page